Arbeidsrecht Bouwt een werknemer na twee jaar ziekte nog vakantiedagen op?

Deze vraag kwam onlangs aan de orde in een procedure bij de kantonrechter Nijmegen. Wat was er aan de hand?
De werknemer meldde zich op 23 oktober 2020 ziek. Met ingang van 23 oktober 2022 ontving de werknemer een WIA uitkering en de arbeidsovereenkomst eindigde op 4 juni 2023. In de betreffende procedure vorderde de werknemer onder andere uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten, vakantiedagen. Deze wees de kantonrechter toe, maar niet voor zover het vakantiedagen betrof die de werknemer na 23 oktober 2022 zou hebben opgebouwd. Per die datum was de werknemer twee jaar arbeidsongeschikt en de wachttijd verstreken. De werknemer ontving per die datum dan ook geen loon meer. Aangezien uit art. 7:634 BW volgt dat een werknemer alleen vakantiedagen opbouwt over de periodes waarin hij loon heeft ontvangen, kwam de kantonrechter tot de conclusie dat de werknemer geen vakantiedagen had opgebouwd na 23 oktober 2022 en deze dus ook niet hoefde te worden uitbetaald.
De kantonrechter overweegt vervolgens terecht dat art. 7:634 BW in strijd is met art. 7 van de Richtlijn 2003/88 EG. Uit deze richtlijn en de daarop gebaseerde rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volgt duidelijk dat de opbouw van vakantiedagen niet is gekoppeld aan het recht op loon, maar aan het verrichten van arbeid. Werknemers bouwen vakantie op gedurende de periodes waarin zij arbeid verrichten. Periodes van arbeidsongeschiktheid worden daarmee gelijkgesteld. Bovendien mogen lidstaten geen nadere voorwaarden stellen aan het opbouwen van vakantiedagen. En dat is precies wat art. 7:634 BW wel doet door de opbouw van vakantiedagen te koppelen aan het recht op loon.
Kortom, had op basis van deze Europese richtlijn en rechtspraak de conclusie niet moeten zijn dat de werknemer toch vakantiedagen had opgebouwd na het verstrijken van de wachttijd? De kantonrechter kwam tot de conclusie dat het niet mogelijk is om tot richtlijnconforme uitleg over te gaan. Bovendien heeft de richtlijn geen rechtstreekse werking. Daardoor bleef art. 7:634 BW in dit geval onverkort van toepassing en bleef de conclusie dat de werknemer na het verstrijken van de wachttijd geen vakantiedagen had opgebouwd. Hier ligt volgens de kantonrechter een taak voor de wetgever.
In de literatuur zijn de meningen echter verdeeld over de vraag of het al dan niet mogelijk is om tot richtlijnconforme uitleg over te gaan. In art. 7:635 BW worden namelijk een aantal situaties genoemd waarin werknemers geen loon ontvangen, maar toch vakantiedagen opbouwen. Volgens sommige auteurs kan dit artikel wel richtlijnconform worden uitgelegd en is de rechter daar zelfs toe gehouden. Dit zou betekenen dat werknemers mogelijk – in afwijking van de conclusie van de kantonrechter in deze zaak – wel vakantiedagen opbouwen na twee jaar ziekte. Zelfs als zij na twee jaar ziekte helemaal geen werkzaamheden verrichten en daardoor ook geen loon meer ontvangen. Dit kan uiteraard worden voorkomen door in een dergelijke situatie direct na het verstrijken van de wachttijd over te gaan tot beĆ«indiging van de arbeidsovereenkomst.
Vragen? Neem dan contact op met Ilse Kersten.