Geen onderdeel van een categorie Nieuwe ronde, nieuwe kansen?
In de komende weken licht Boontje Advocaten voor u een aantal aspecten uit het Regeerakkoord nader toe. Wat houden de voorgenomen wijzigingen in en zou u hiermee nu al rekening moeten/kunnen houden? Na blogs over de toekomst van Flex en het ontslagstelsel, de differentiatie van de WW premie naar het type contract, de transitievergoeding, en de ketenregeling en de proeftijd, vandaag een blog over de ZZP-er.
Voor een overzicht van de voorgenomen wijzigingen op het gebied van de ketenregeling en de proeftijd verwijzen wij naar de overzichtsblog van onze collega Björn Schouten.
Ronde 1, de Beschikking Geen Loonheffing (BGL).
De VAR moest van tafel, de BGL zou het alternatief moeten zijn. De werkrelatie tussen de opdrachtgever en de zzp’er zou worden gekwalificeerd aan de hand van een webmodule, bestaande uit een reeks door de zzp-er te beantwoorden vragen. De opdrachtgever diende de antwoorden van de zzp-er te controleren waarna zou worden bepaald of er een BGL zou worden toegekend. Zou een BGL worden toegekend, dan behoefde de opdrachtgever geen inhoudingen te doen. De BGL is er uiteindelijk nooit gekomen; het zou enkel een hoop extra werk met zich meebrengen en niet voor de gewenste duidelijkheid zorgen.
Ronde 2, de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA)
De Wet DBA wordt geïntroduceerd, en daarmee de modelovereenkomst. Aan de hand van deze overeenkomst, waarin staat omschreven aan welke voorwaarden de werkrelatie tussen de zzp-er en de opdrachtgever zou moeten voldoen, zou duidelijkheid kunnen worden gecreëerd over het telkenmale voorliggende kwalificatievraagstuk rondom de werkrelatie tussen de opdrachtgever en zzp-er. De gewenste duidelijkheid bleef echter uit. Sterker nog, de Wet DBA heeft “juist onrust gebracht”, zo staat geschreven in het regeerakkoord. De Wet DBA moet daarom worden vervangen door een nieuw alternatief. Dit alternatief moet enerzijds de opdrachtgever zekerheid bieden dat er geen sprake is van een dienstbetrekking en anderzijds schijnzelfstandigheid (vooral aan de onderkant) voorkomen.
Ronde 3, het nieuwe alternatief
Wat is nu dat nieuwe alternatief, althans wat staat daarover in relatie tot de zzp-er geschreven in het regeerakkoord.
Het voornemen is de zzp-er in te delen in een categorie, te weten de volgende:
Categorie 1: De zzp-er in deze categorie verricht werkzaamheden op basis van een (i) laag tarief in combinatie met een langere duur van de overeenkomst, of op basis van (ii) een laag tarief in combinatie met het verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten. Het lage tarief correspondeert met loonkosten tot 125% van het wettelijk minimumloon of met de laagste loonschalen in cao’s. Dit tarief zal vermoedelijk liggen tussen de 15 en 18 euro per uur. Een langere duur correspondeert met langer dan drie maanden. Wordt voldaan aan de vereisten van klasse 1, dan is er altijd sprake van een arbeidsovereenkomst.
Categorie 2: De zzp-er in deze categorie verricht werkzaamheden op basis van een tarief dat hoger is dan het lage tarief van klasse 1 (derhalve hoger dan 15 en 18 euro) en lager dan het hoge tarief van klasse 3 (75 euro). Voor klasse 2 wordt de zogeheten ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd. Deze verklaring dient de opdrachtgever vooraf duidelijkheid en zekerheid te geven bij de inhuur van een zzp-er. Met deze verklaring, die de opdrachtgever verkrijgt via het (naar waarheid) invullen van een webmodule, krijgt de opdrachtgever zekerheid vooraf van vrijwaring van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. In de webmodule wordt een aantal duidelijke vragen gesteld aan de opdrachtgever over de aard van de werkzaamheden. Daarbij wordt ten behoeve van de webmodule het onderdeel ‘gezagsverhouding’ verduidelijkt.
Categorie 3: De zzp-er in deze categorie verricht werkzaamheden op basis van (i) een hoog tarief in combinatie met een kortere duur van de overeenkomst, of (ii) een hoog tarief in combinatie met het niet verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten. Het hoge tarief correspondeert met een tarief boven de 75 euro per uur. Een kortere duur correspondeert met korter dan een jaar. Wordt voldaan aan de vereisten van klasse 3, dan is er een zogeheten ‘opt out’ voor de loonbelasting en de werknemersverzekeringen van toepassing.
De vraag dient zich aan of ronde 3 de verlangde duidelijkheid gaat bieden. Per categorie dienen zich immers al de nodige vragen aan. Een prangende vraag is en blijft in dit verband of de werkrelatie tussen de opdrachtgever en de zzp-er kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Voldoet de zzp-er aan de voorwaarden van categorie 1, dan is er altijd sprake van een arbeidsovereenkomst. Betekent ‘altijd’ in dit verband ‘verplicht’? In relatie tot categorie 2 en 3 staat niets geschreven over het al dan niet bestaan van een arbeidsovereenkomst. Betekent een afgegeven opdrachtgeversverklaring of de toepasselijkheid van een opt out regeling dat er dus geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de opdrachtgever en de zzp-er? Gaat het in relatie tot alle categorieën dan om een arbeidsovereenkomst in fiscale of civiele zin?
Naast de voorgenomen categorische indeling van de zzp-er zal ook worden onderzocht of en hoe zelfstandig ondernemerschap via de invoering van een zogeheten ondernemersovereenkomst een eigen plek zou kunnen krijgen in het burgerlijk wetboek. Kortom, de positie van de zzp-er blijft onderwerp van gesprek. Het spanningsveld tussen het fiscale en het civiele blijft een uitdaging, zo ook de spanning tussen hetgeen de opdrachtgever en de zzp-er zijn overeengekomen en hetgeen feitelijk in de praktijk aan de orde. Met de komst van nieuwe wetgeving dient zich weer een nieuwe ronde aan rondom de positie van de zzp-er, en mogelijk ook een nieuwe kans op duidelijkheid.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Danny Vesters.