20 april 2016

AOW-gerechtigde werknemer De pensioenleeftijd, wat betekent dat eigenlijk?

Afscheid van pensioengerechtigde werknemers moest eenvoudiger.

Vanuit de politiek is het een veel gehoord credo dat werknemers langer moeten doorwerken. Tegelijkertijd blijkt de markt niet zo te werken: 55-plussers komen nog steeds moeilijk aan een (andere) baan.

Om werkgevers te stimuleren oudere werknemers in dienst te nemen en te houden, heeft de wetgever het – ironisch genoeg –  makkelijker en goedkoper willen maken deze werknemers te ontslaan:

  • Als de arbeidsovereenkomst vóór de pensioenleeftijd is aangegaan, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst ná de pensioenleeftijd opzeggen, zonder instemming van de werknemer of toestemming van het UWV.
  • Door in de arbeidsovereenkomst een pensioenbeding op te nemen, eindigt deze van rechtswege op de pensioenleeftijd.

In beide gevallen hoeft de werkgever geen transitievergoeding te betalen. Daarnaast bestaat natuurlijk de mogelijkheid een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Erg overzichtelijk en eenvoudig dus.

Maar is het wel zo eenvoudig?

Want wat is de pensioenleeftijd? Dit is nogal een rekbaar begrip. Is dat de AOW-leeftijd of een afwijkende pensioenleeftijd? Veel pensioenregelingen gaan tegenwoordig uit van een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar en geven de werknemer de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder of juist later te laten ingaan. Bovendien: door de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd worden werknemers momenteel nog vóórdat zij de leeftijd van 67 bereiken AOW-gerechtigd.

Ook een beroep op een pensioenbeding blijkt in de praktijk niet altijd eenvoudig. In veel pensioenbedingen wordt nog steeds aangesloten bij de leeftijd van 65 jaar. Ook komt het voor dat simpelweg wordt aangesloten bij de “pensioengerechtigde leeftijd”, zonder dat deze leeftijd wordt gespecificeerd. En hoe zit het met gelijke behandeling op grond van leeftijd als in het pensioenbeding een lagere of hogere leeftijd dan de AOW-gerechtigde leeftijd is opgenomen?

De wetgever grijpt in

Per 1 januari 2016 heeft de wetgever door middel van een wetswijziging meer duidelijkheid willen verschaffen:

  • In beginsel is de leeftijd die in een overeengekomen pensioenbeding of cao wordt genoemd, leidend. Uit de rechtspraak blijkt dat als in het pensioenbeding staat dat wordt aangesloten bij de “pensioengerechtigde leeftijd”, dat dan gelezen moet worden: de “AOW-gerechtigde leeftijd”;
  • Als partijen geen leeftijd hebben afgesproken, dan geldt de AOW-gerechtigde leeftijd als de leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd;
  • Als in het pensioenbeding een lagere leeftijd staat dan de AOW-gerechtigde leeftijd, dan is sprake van een rechtstreeks onderscheid op grond van leeftijd. Wil de werkgever toch een beroep kunnen doen op het pensioenbeding, dan moet hij daarvoor een “objectieve rechtvaardigingsgrond” hebben. Die zal niet snel aanwezig zijn. Een voorbeeld kan zijn: het realiseren van een regelmatige en voorspelbare doorstroming van werknemers en een evenwichtige personeelsopbouw;
  • Als in het pensioenbeding een hogere leeftijd staat dan de AOW-gerechtigde leeftijd, dan is het niet mogelijk om de arbeidsovereenkomst op een eerder moment op te zeggen wegens het bereiken van (bijvoorbeeld) de AOW-gerechtigde leeftijd.

Transitievergoeding

Als partijen een afwijkende pensioenleeftijd hebben afgesproken (hoger of lager dan de AOW-gerechtigde leeftijd), dan geldt het bereiken van die leeftijd als het moment waarop geen transitievergoeding verschuldigd is. Als geen afwijkende pensioenleeftijd is afgesproken, dan is dat moment de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

Voor vragen kunt u contact opnemen met Bjorn Schouten.