Individueel ontslag Ligt achter het muizengaatje, in het rattenhol, de Kantonrechtersformule?
Op 29 januari 2016 heeft de Amsterdamse kantonrechter in een ontbindingsprocedure overwogen dat in het geval een billijke vergoeding aan de orde is in beginsel de maatstaven bruikbaar zijn die golden vóór 1 juli 2015. De Amsterdamse kantonrechter overwoog ook dat op grond van de kantonrechterformule zoals die voorheen gold de betreffende methodiek soms een te hoge en soms een te lage vergoeding met zich meebracht. In die gevallen werd, aldus de kantonrechter, de vergoeding dan aangepast. De kantonrechter komt op basis van de door hem gememoreerde maatstaven (de kantonrechtersformule dus) tot een (verder niet gemotiveerde) billijke vergoeding van zo’n EUR 40.000,- bruto.
In een door ons kantoor behandelde zaak van een kantonrechter te Dordrecht van 11 december 2015 was namens de werknemer aangevoerd dat voor het berekenen van een billijke vergoeding aansluiting gezocht moest worden bij de kantonrechtersformule. De Dordtse kantonrechter ging daar niet in mee en kende (zonder enige motivering) een vergoeding van EUR 10.000,- bruto toe. Wellicht was dat anders geweest als de zaak door de Amsterdamse kantonrechter was behandeld.
Als de door de Amsterdamse kantonrechter afgegeven beschikking navolging vindt, wordt via de achterdeur van de billijke vergoeding opnieuw de kantonrechtersformule geïntroduceerd. Op zich lijkt dat niet meteen in tegenspraak te zijn met hetgeen de wetgever heeft beoogd. Immers, de billijke vergoeding zou slechts in zeer uitzonderlijke gevallen moeten worden toegekend. Het is niet voor niets aangeduid als “muizengaatje”. De “rechtszekerheid” waar veel werkgevers (en ook werknemers) naar op zoek zijn sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ), zou met de door de kantonrechter te Amsterdam wellicht ingezette trend enigszins bevredigd kunnen worden. Daar tegenover staat dat in de praktijk van het “muizengaatje” niet zozeer sprake lijkt, omdat in een aanzienlijk deel van de gepubliceerde ontbindingen inmiddels een billijke vergoeding wordt toegekend. Dat achter het – dan oneerbiedig te noemen – “rattengat” opnieuw de kantonrechtersformule voor een werknemer in het verschiet ligt, zou dan het doel van de WWZ – te weten: in uitzonderlijke gevallen ontbinding en als dat gebeurt, zekerheid over de (lagere) transitievergoeding – feitelijk teniet doen. Tegelijkertijd zou het dan ook weer de “smeerolie” kunnen zijn om ook in moeilijke ontbindingszaken (toch) tot beëindiging en (duidelijkheid over de) vergoeding te kunnen komen.
Wij houden u natuurlijk op de hoogte!
Voor vragen kunt u contact opnemen met Margriet Rijnsburger & Wouter Hes.